ondernemingsraad

Kandidatenlijsten 2021

Op dinsdag 21 december boog de bondsraad van de NPB zich over de gang van zaken bij het samenstellen van de NPB-lijsten met OR-kandidaten. Dat gebeurde op basis van de informatie die daarover was aangeleverd door negen van de elf afdelingen die zo’n lijst hadden geproduceerd. De gegevens van de Landelijke Eenheid en Limburg waren voor deze gedachtewisseling niet (op tijd) beschikbaar.

Diversiteit kandidatenlijst 

In acht van de negen gevallen hebben de afdelingen in ieder geval geprobeerd zowel mannelijke als vrouwelijke kandidaten te vinden uit verschillende leeftijdsgroepen, uit meerdere geledingen binnen de eenheid en met uiteenlopende etnische achtergronden. Alleen in Midden-Nederland heeft men dit streven volledig losgelaten gezien ‘het lage aantal geïnteresseerde kandidaten’.


In de acht andere afdelingen waren de pogingen om tot een diverse kandidatenlijst te komen niet overal even succesvol. Noord-Holland kon uiteindelijk een ‘zeer gemêleerde groep’ presenteren, met variatie op maar liefst zes punten: geslacht, leeftijd, etnische achtergrond, seksuele geaardheid, historisch besef en functies. In de overige afdelingen was het merendeel van de kandidaten ook dit keer mannelijk, blank en 50-plus.

Daar staan wel enkele lichtpuntjes tegenover. In Amsterdam stonden op de verkiesbare plaatsen bijvoorbeeld om en om een man en een vrouw. In Oost-Nederland werd opnieuw een vrouw (Els Megelink) gekozen als voorzitter van de OR. Waren alle kandidaten van de afdeling Politieacademie vijftig jaar of ouder, in Oost-Brabant was er aanzienlijk meer variatie op leeftijdsgebied. Daar bestaat de helft van de nieuwe NPB-fractie dan ook uit 50-minners: drie leden tussen de 30 en 40 jaar oud en twee leden tussen de 40 en 50 jaar oud.


Over de hele linie is het ook dit keer niet overtuigend gelukt om collega’s met uiteenlopende etnische achtergronden op de kandidatenlijsten te krijgen.

Werving van kandidaten

In zes van de negen gevallen vonden de afdelingen het moeilijk tot zeer moeilijk om op tijd (voldoende) OR-kandidaten te vinden. Dat kwam deels door de coronamaatregelen, die in de aanloop naar de verkiezingen het houden van werkbezoeken en ledenbijeenkomsten een tijd lang onmogelijk maakten.


Soms kwam het toch nog goed door (gerichte) ‘persoonlijke benadering van collega’s in combinatie met herhaalde oproepen via de mail’. De afdeling Midden-Nederland was uiteindelijk zo ontmoedigd door ‘het lage aantal geïnteresseerde kandidaten’ dat ze besloot een lijstverbinding aan te gaan met Equipe.

Zittingstermijnen

In 2018 stemde het NPB-ledencongres in Enschede in met een voorstel van de afdelingen Noord-Nederland en Oost-Nederland om een grens te stellen aan het aantal keren dat een afdeling een collega kan voordragen als OR-kandidaat. Dat heeft geleid tot de huidige bepaling in het huishoudelijk reglement dat NPB-leden na twee aansluitende volledige zittingsperiodes van vier jaar als OR-lid niet meer kandidaat worden gesteld voor een aansluitende derde zittingstermijn, tenzij het hoofdbestuur daarvoor dispensatie verleent.

Hebben de negen besproken afdelingen zich in 2021 aan dit voorschrift gehouden? In vier gevallen wel. In Noord-Nederland en Bedrijfsvoering waren de zittingstermijnen geen probleem: geen enkele kandidaat had al twee volledige zittingstermijnen achter de rug. Noord-Holland en Oost-Brabant hebben dispensatie gevraagd (en gekregen) voor een of meer derde zittingstermijnen.


In vijf van de negen gevallen (Oost-Nederland, Amsterdam, Rotterdam, Midden-Nederland en de Politieacademie) zijn er kandidaten voorgedragen voor een derde zittingstermijn zonder dat daarvoor dispensatie bij het hoofdbestuur is aangevraagd.


Om tegemoet te komen aan de onrust over dit onderwerp binnen de afdelingen heeft het dagelijks bestuur op een gegeven moment de congresafspraken (tijdelijk) versoepeld, in afwachting van een nadere discussie over dit onderwerp tijdens het ledencongres in 2022.

Dubbelfuncties

Het NPB-ledencongres in Enschede stemde in 2018 ook in met een ander spraakmakend voorstel van de afdeling Noord-Nederland. In het huishoudelijk reglement moest worden vastgelegd dat leden van een afdelingsbestuur niet gelijktijdig lid kunnen zijn van een (centrale) ondernemingsraad. Het beoogde doel was het wegnemen van elke twijfel over de onafhankelijkheid van de personeelsvertegenwoordigers in de verschillende gremia en hun vermogen om zonder last of ruggenspraak mee te discussiëren en te stemmen.


Hebben de negen besproken afdelingen zich in 2021 aan dit voorschrift gehouden? In vijf van de negen gevallen wel. In vier van de negen gevallen (Noord-Holland, Amsterdam, Oost-Brabant en Politieacademie) hebben de afdelingen wel degelijk collega’s op hun OR-kandidatenlijst gezet die ook een functie binnen het afdelingsbestuur vervullen.


Twee van deze vier afdelingen hebben min of meer toegezegd dat deze dubbelfuncties na de OR-verkiezingen ‘op korte termijn’ zullen verdwijnen doordat de betreffende collega’s hun functie binnen het afdelingsbestuur neerleggen. De andere twee afdelingen zien het (laten) bestaan van de dubbelfuncties als pure noodzaak: ‘Kandidaten voor een bestuursfunctie zijn niet of nauwelijks te vinden. In ieder geval nog moeilijker dan OR-kandidaten.’


Het lijkt waarschijnlijk dat ook over dit onderwerp het laatste woord nog niet is gezegd. En dat ook de draad van deze discussie zal worden opgepakt tijdens het ledencongres in 2022.

tekst Dick Harte | foto's: NPB-archief