erelid joop de jager

‘Eendracht maakt macht

blijft mijn motto’

Met veel plezier heeft hij het ledencongres in Assen bijgewoond, samen met zijn vrouw, voormalig bondssecretaris Anja Lok. Toch is er één ding dat Joop de Jager van het hart moet. Tijdens de quiz over 75 jaar NPB werd erg weinig aandacht besteed aan de roerige periode tussen 1991 en 1993, toen hij de voorzitters­hamer in handen had. ‘Ik ben er nog steeds van overtuigd dat we de NPB toen door een hele moeilijke periode hebben geloodst.’

Natuurlijk staat de deur van zijn woning in Steenwijk open voor een bezoek. Het praten over zijn tijd bij de politie en bij de bond verveelt zeker nog niet. Dus strijken we met een kop koffie neer in de bank en begint het spitten in het geheugen van Joop de Jager, inmiddels 87 jaar oud. Met de opmerking dat we hem moeten vergeven als niet alles meteen naar boven komt. En met het dringende verzoek om hem met ‘jij en Joop’ aan te spreken.

Huis als motivatie

Na de eerste slok gaan we meteen maar bijna vijfenzestig jaar terug in de tijd. Het moment dat Joop besloot om zich aan te melden bij de politie. Enigszins beschaamd geeft hij toe dat daar eigenlijk geen diepe motivatie aan ten grondslag lag. “Mijn zwager had me verteld dat je een huis kon krijgen als je bij de politie ging. Omdat ik toen heel krap woonde, klonk dat wel heel erg goed”, vertelt hij. Vanuit zijn baan achter de freesbank klopte hij bij de Gemeentepolitie Den Haag aan, waarbij het vooruitzicht op een eigen woning inderdaad werkelijkheid werd.

Sabel en helm

Maar tegelijkertijd groeide de wens om bij de politie te blijven. “Vrijwel meteen vond ik het heel leuk werk om te doen. Het paste ook bij me”, laat hij meteen weten. Dat was trouwens ondanks het feit dat hij als eerste de Schilderswijk in werd gestuurd. “Na één jaar oplei­ding ben ik in januari 1961 op straat gekomen. Dat waren surveil­lances op de fiets door straten waar altijd wel iets was te doen. Het was ook toen al een zware wijk.” Het brengt onmiddel­lijk ook de herinnering aan de jaar­wisselingen naar boven. “Tijdens de jaarwisseling kreeg je een sabel en een oude legerhelm uitgereikt om extra krachtig te kunnen optreden.”

Joop tijdens een NPB-vergadering in de jaren zeventig; uiterst rechts een jonge Hans van Duijn.

Zonder training

Met die extra bewapening liep je, want fietsen ging dan niet meer. Daarover moet hem iets van het hart. Zeker omdat het zoveel linken heeft met de tijd van nu. “Wij kregen die sabel uitgereikt zonder enige training. Er werd alleen gezegd dat je er maar mee moest gaan slaan. En toen dat slaan toch wel uit de hand liep, veranderde de instructie in het prikken in achter­sten”, vertelt Joop. “Het leidde tot een dodelijk incident bij een demonstratie toen bij dat prikken ongelukkigerwijs een slagader in een been van een demonstrant werd geraakt. Na afloop van de demonstratie liet de leiding­gevende aan het bureau alle sabels op een hoop gooien. Daarmee werd voorkomen dat een individuele diender, die volgens de instructie had gehandeld, door de mangel werd gehaald.”

Joop aan het woord tijdens een vakbondsactie op het Malieveld in de jaren tachtig.

Parallellen met nu

“Er waren ook andere incidenten. Na een demonstratie van Zuid-Molukkers - waarbij 20 collega’s gewond raakten en er geen vervolging werd ingesteld - ben ik via een actiecomité vakbonds­werk gaan doen. Ik vond dat toen zo onterecht, dat de leiding en het bevoegd gezag niet voor de collega’s opkwamen, dat ik meteen de barricade op wilde.” Daarbij ziet hij sterke parallellen met verschillende gebeur­tenissen uit de actualiteit van de afgelopen jaren. “Politiemensen zijn de laatste tijd naar zoveel plekken gestuurd waar ze meteen in hachelijke situaties terechtkomen. Vaak situaties waar ter plekke alleen maar geïmpro­viseerd en gereageerd kon worden. Allemaal in opdracht van bestuurders en leidinggevenden. Je kon erop wachten dat het mis zou gaan. En als het dan misgaat, staan de individuele politiemensen er helemaal alleen voor en zijn zij de verantwoordelijken.”

Betrokken bij vakbond

Het is een gedachtelijn die Joop zelf moeilijk kon en kan verkroppen. Hij denkt dat het ook een belangrijke reden is waarom hij zo actief in het vakbondswerk betrokken raakte. Na de eerste acties rond het incident met de Zuid-Molukkers kreeg zijn rol binnen de NPB steeds meer inhoud en vorm. Al snel kreeg hij een rol in het bestuur van de afdeling Den Haag en van daaruit ging het door naar het hoofd­bestuur. Een fiks aantal jaren vervulde hij bestuurs­functies binnen het hoofdkantoor in Amsterdam. En een belangrijk deel van die tijd was hij de vice-voorzitter van de NPB.

Coup en rechtszaak

Zo komt hij vloeiend op de periode waarin hij vervolgens de voorzitters­hamer ter hand nam. “De toenmalige voorzitter Leen van der Linden gaf aan dat hij vanwege zijn gezondheid ging stoppen. Dus moest er een opvolger komen en in die overgangsperiode ben ik voorzitter geworden”, vertelt Joop. Er waren allerlei verwikkelingen en strubbelingen die een soepel vervolg in de weg stonden. “Op een gegeven moment wilde een belangrijk bestuurs­­lid die juist tijdens deze periode was weggegaan, weer terugkeren en dan als voorzitter. Dat is tegengehouden. Vervolgens leek er een soort van coup op stapel te staan binnen het bonds­kantoor. Het dage­lijks bestuur heeft toen een rechtszaak gevoerd om de eenheid te herstellen.”

Met liefde verder

Het was een woelige tijd, waarin het voortbestaan van de NPB zeker gevaar liep. Hij vervolgt: “Daarom ben ik ook ingegaan op signalen van collega’s die aangaven dat ik een geschikte voor­zitter zou zijn. Dat heb ik vanwege de ernst van de situatie gedaan. Alleen had ik zelf het vaste plan om dit tijdelijk te doen. Zo gauw er een op­volger was - in de persoon van Hans van Duijn - heb ik het voorzitterschap overgedragen.”

Joop tijdens een actie van de politiebonden tegen het cao-beleid van minister Ien Dales (onder de paraplu) in 1991.

Met trots terugkijken

Niettemin kijkt hij met veel trots terug op zijn tijd ‘aan het roer’ van de NPB. Volgens hem heeft hij samen met zijn medebestuursleden de politiebond toen vanuit een uiterst roerige periode in een rustig vaarwater gebracht. “Het was echt erop of eronder. Ik denk nog steeds dat het echt niet goed met de de bond was gegaan als we niet waren opgetreden.”


“Ik kijk nog steeds met voldoening naar wat de NPB nu nog allemaal doet. Natuurlijk is er veel veranderd. De maatschappij is gewoon veel individualistischer geworden. En dan wordt het wel moeilijker om gezamen­lijke doelen te bereiken. Gelukkig bleef ik de bevlogenheid en de betrokken­heid tijdens het congres wel voelen. Die zijn dus gelukkig wel gebleven. De slogan eendracht maakt macht onderschrijf ik nog steeds.”

Joop tijdens het ledencongres in Assen, naast zijn vrouw Anja Lok (op rechts) en naast collega-erelid Jan Eringaard en oud-bondssecretaris Frans van der Heiden (uiterst links).

Van huis naar hart

De keuze van Joop de Jager (87) voor het politiewerk was dus vanwege het huis dat daardoor beschikbaar kwam. Maar al snel werd hij door het werk gegrepen. En hij is tot aan zijn vijfenzestigste actief gebleven. Op zijn zestigste ging hij met functioneel leeftijdsontslag (FLO), een regeling waarvoor zijn eigen vakbond fel heeft gestreden. In de laatste jaren van zijn actieve leven, tot zijn vijfenzestigste, werkte hij bij het LSOP, nu Politie­academie. 


Aanvankelijk begon Joop als agent in de Haagse Schilderswijk. Toen de kans zich voor­deed, ging hij over naar de auto­surveil­lance. Daarop kwam de mogelijk­heid om als motoragent voor de verkeerspolitie aan de slag te gaan. Het was de tijd dat er geregeld met een bemande zijspan werd gereden.


Na vervolgopleidingen werd hij docent bijzondere wetten aan de Haagse politie­school in Scheveningen. Daarna vervulde Joop nog functies als politiechef bij de Rijkspolitie, groep ’s Gravezande en groep Wateringen, en als korpschef van de gemeentepolitie Monster.

Joop bij het afscheid van NPB-kopstuk Anton Mud die in 1976 na 24 jaar (!) de voorzittershamer overdroeg aan Leen van der Linden.

tekst Jos de Blank | foto's: NPB-archief / Jos de Blank